Johann Sebastian Bach (Eisenach, 21 maart 1685Leipzig, 28 juli 1750) was een Duitse componist van barokmuziek, organist, klavecinist, violist, muziekpedagoog en dirigent. Hij wordt door de meeste muziekwetenschappers beschouwd als een van de grootste en invloedrijkste componisten uit de geschiedenis van de klassieke muziek vanwege de inventiviteit waarmee hij melodie, harmonie en ritme, maar ook diverse muziekstijlen uit zijn tijd en dansvormen combineerde, wat vele componisten na hem inspireerde en wat ze ook trachtten te evenaren.

Zijn omvangrijk oeuvre, dat door Wolfgang Schmieder thematisch voor het eerst werd gecatalogiseerd en gerubriceerd, aanvankelijk slechts ten behoeve van de Duitse muziekuitgeverij Breitkopf & Härtel als uitleen- en publicatiecatalogus, in de Bach-Werke-Verzeichnis (BWV), valt met name op door groot componeertechnisch vakmanschap en – voor velen – een sterke emotionele zeggingskracht . Het is een unieke synthese van de verworvenheden van de meerstemmige, polyfone muziek met die van de eenstemmige, de monodie.

Bach wordt, met Claudio Monteverdi en Jean-Philippe Rameau, als hoogtepunt van de muzikale barok (ca. 1600 – ca. 1750) beschouwd. Zijn overgeleverde muziek, die pas vanaf circa 1800 in grote oplagen gepubliceerd werd, is ook van grote betekenis gebleken voor vele componisten na hem.

In zijn behandeling van polyfonie en harmonie bereikte Bach een kwaliteit waarin hij de grenzen van wat tot dan toe gerealiseerd was in de klassieke muziek verre overschreed. Bachs oeuvre omvat vrijwel alle stijlen en vormen die in zijn tijd gangbaar waren, met uitzondering van opera.Bach werd geboren op 21 maart 1685 te Eisenach in de huidige Duitse deelstaat Thüringen als telg van een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde het meer dan 120 musici). Gedoopt werd hij op 23 maart in de Sankt Georgenkirche, gelegen op het centrale stadsplein van Eisenach waaraan ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetoom, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Hij kreeg al op zeer jonge leeftijd van zijn vader Johann Ambrosius Bach vioolles. Voor meer informatie klik hier .

Alonso Mudarra (1510Sevilla, 1 april 1580) was een Spaanse componist uit de Spaanse Renaissance die schreef voor de vihuela.
Hij staat geboekstaafd als vernieuwer van zowel de instrumentale als de vocale muziek. Samen met Luys de Milán, Enríquez de Valderrábano, Esteban Daza, Diego Pisador, Miguel de Fuenllana en Luis de Narváez behoort hij tot de zeven Spaanse vihuelista’s uit de zestiende eeuw van wie ook werk bewaard is gebleven.

Zijn geboorteplaats is niet achterhaald. Wel is geweten dat hij in Guadalajara werd opgevoed, bij de hertogen van de Infantado, Diego Hurtado de Mendoza en Iñigo López, in wier dienst hij vele jaren blijft. Hij bleef in de stad waar hij ongetwijfeld zijn muzikale opleiding heeft genoten.

Hij bevond zich waarschijnlijk, samen met de vierde hertog van de Infantado Iñigo López, in 1529 in Italië aan het hof van koning Karel I van Spanje.

Zijn priesterwijding vindt plaats na zijn terugkeer naar Spanje, in 1546 in de kathedraal van Sevilla, waar hij de rest van zijn leven zal blijven. Terwijl hij aan de kathedraal werkt leidt hij er het muziekleven. Onder zijn vrij goed gedocumenteerde bezigheden vinden we de aankoop en assemblage van een nieuw orgel en zijn samenwerking met de componist Francisco Guerrero naar aanleiding van verschillende gelegenheden.

Na zijn overlijden in Sevilla wordt in overeenstemming met zijn laatste wilsbeschikking zijn aanzienlijke fortuin onder de armen van de stad verdeeld.

Gaspar Sanz (1640–1710) was an Aragonese composer, guitarist, organist and priest born to a wealthy family in Calanda in the comarca of Bajo Aragón, Spain. He studied music, theology and philosophy at the University of Salamanca, where he was later appointed Professor of Music. He wrote three volumes of pedagogical works for the baroque guitar that form an important part of today’s classical guitar repertory and have informed modern scholars in the techniques of baroque guitar playing.

His birth date is unknown but he was baptized as Francisco Bartolome Sanz y Celma in the church of Calanda de Ebro, Aragon on 4 April 1640 later adopting the first name “Gaspar”.

After gaining his Bachelor of Theology at the University of Salamanca, Gaspar Sanz travelled to Naples, Rome and perhaps Venice to further his music education. He is thought to have studied under Orazio Benevoli, choirmaster at the Vatican and Cristofaro Caresana, organist at the Royal Chapel of Naples. He spent some years as the organist of the Spanish Viceroy at Naples.

Sanz learned to play guitar while studying under Lelio Colista and was influenced by music of the Italian guitarists Foscarini, Granata, and Corbetta. When Sanz returned to Spain he was appointed instructor of guitar to Don Juan (John of Austria), the illegitimate son of King Philip IV and Maria Calderon, a noted actress of the day.

In 1674 he wrote his now famous Instrucción de Música sobre la Guitarra Española, published in Saragossa and dedicated to Don Juan. A second book entitled Libro Segundo de cifras sobre la guitarra española was printed in Saragossa in 1675. A third book, Libro tercero de mùsica de cifras sobre la guitarra española, was added to the first and second books, and all three were published together under the title of the first book in 1697, eventually being published in eight editions. The ninety works in this masterpiece are his only known contribution to the repertory of the guitar and include compositions in both punteado (“plucked”) style and rasqueado (“strummed”) style.

In addition to his musical skills, Gaspar Sanz was noted in his day for his literary works as a poet and writer, and was the author of some poems and two books now largely forgotten.

He died in Madrid in 1710.

John Dowland (Dalkey (bij Dublin), circa 1563 – vermoedelijk Londen, 20 februari 1626) was een Engelse zanger, luitist en componist. Hij is het bekendst geworden door het lied Flow my tears (ook bekend als Lachrimae).

John Dowland, die waarschijnlijk ofwel in het Londense Westminster of in Dublin werd geboren, was één van de bekendste musici van zijn tijd. In ongeveer 1580 trad hij in dienst bij de Britse ambassadeur in Parijs, Sir Henry Cobham en vanaf 1583 bij diens opvolger Sir Edward Stafford.

In 1587 behaalde hij een Bachelor-diploma muziekwetenschappen aan de Universiteit van Oxford en een jaar later ook aan de Universiteit van Cambridge.

Toen in het jaar 1594 de Engelse luitist John Johnson overleed, solliciteerde Dowland zonder succes naar de daardoor vrijgekomen betrekking aan het hof van koningin Elizabeth I, mogelijk omdat hij in Parijs Rooms-Katholiek was geworden. Vervolgens trok hij naar Duitsland om in dienst te treden van de hertog van Brunswijk en later bij de landgraaf van Hessen. Hij reisde door Italië en keerde tegen het eind van de eeuw terug naar Engeland. In november 1598 vertrok hij naar Denemarken, als muzikant aan het hof van Christiaan IV, vanwaar hij in 1603 terugkeerde naar Londen voor het aanschaffen van muziekinstrumenten voor de koning. Hij verlengde het hem daar toe verleende verlof op eigen houtje met enige maanden, een eerste teken dat niet alles koek en ei was in Kopenhagen. In die tijd werd het ook duidelijk dat hij financiële problemen had. De koning hield hem echter de hand boven het hoofd.

Na toch in 1606 in Kopenhagen te zijn ontslagen (de koning was toen afwezig) keerde hij permanent naar Londen terug. Van 1612 tot 1618 vervulde hij verscheidene posities aan het Engelse hof.

Fernando Sor (Barcelona, 13 februari 1778Parijs, 8 juni 1839) was een Spaans gitaarvirtuoos, muziekleraar en componist. Sor wordt gezien als een van de belangrijkste componisten van gitaarmuziek.

Hij kwam uit een welvarende familie van militairen en zou in zijn vaders voetsporen treden, ware het niet dat zijn vader hem de Italiaanse opera leerde kennen. Hij ging daarop muziek studeren. Sors vader introduceerde zijn zoon niet alleen in de opera, hij leerde hem ook de gitaar kennen. De gitaar was in die tijd een instrument dat in kroegen gespeeld werd en niet in grotere ensembles gebruikt werd. Sor studeerde muziek in het benedictijner klooster van Montserrat nabij Barcelona.

In 1808, met de inval van Napoleon Bonaparte, schreef hij nationalistische muziek voor de gitaar met daarbij vaak patriottische teksten. Hij accepteerde een baan bij de overheid en besloot in 1813 Spanje te verlaten wanneer de Fransen Spanje verlieten. In Parijs kreeg hij in kunstkringen een reputatie voor zijn virtuositeit op de gitaar. Hij ging door Europa toeren in het concertcircuit. In 1827 stopte hij hiermee en trok zich terug in Parijs. Veel van zijn werk dateert uit deze periode.

Het laatste werk van Sor is een requiem voor zijn in 1837 overleden dochter. Die heeft hij slechts enkele jaren overleefd. Hij ligt begraven op het kerkhof van Montmartre.

Sor had veel leerlingen en heeft veel voor hen geschreven. Zijn “grands duos” zijn hiervan de bekendste illustratie: ze omvatten twee partijen, een voor de meester en een voor zijn leerling. Van zijn hand zijn daarnaast ook opera, balletmuziek, kerkmuziek en veel gitaarmuziek bewaard gebleven.

Voor de Spaans-taligen: Información sobre el guitarrista Fernando Sor

Luis de Milán (geboren omstreeks 1500 – overleden in 1561 of misschien ook later) was een Spaanse Renaissancecomponist, vihuelista, en auteur over muziek.

Hij was de eerste componist in de geschiedenis die muziek voor vihuela de mano publiceerde. Dit instrument werd voornamelijk op het Iberisch schiereiland gebruikt en verder in enkele Italiaanse staten gedurende de vijftiende en zestiende eeuw. Milán was ook een van de eerste musici die, geformuleerd in woorden, specifieke tempoaanwijzingen voor zijn muziek gaf.

Hij schijnt in dienst te zijn geweest van het hertogelijke hof van Ferdinand van Aragón, hertog van Calabrië, en Germaine de Foix tot omstreeks 1538.

In 1535 publiceerde hij zijn eerste boek, een muzikaal gezelschapsspel, met als titel El juego de mandar.

Het volgende jaar publiceert hij wat zijn belangrijkste werk zal worden, Libro de música de vihuela de mano intitulado El maestro. Dit boek werd opgedragen aan koning Johan III van Portugal; deze opdracht en de zes villancico‘s die Milán in het Portugees schreef, zouden er op kunnen wijzen dat hij misschien naar dat land was gereisd en er een tijd heeft verbleven (of door de opname van deze werken en de opdracht juist op een betrekking daar had gehoopt). In tegenstelling tot de andere werken voor vihuela die in dezelfde periode worden gepubliceerd, bevat het werk geen bewerkingen van andere polyfone werken. Alle werken zijn volstrekt oorspronkelijk, van de hand van de componist. Het werk is verdeeld over twee boeken. Het boek is de eerste verzameling muziek die specifiek voor vihuela is geschreven. Het kan bedoeld zijn als een leerboek voor vihuelista’s. De muziekstukken werden ingedeeld naar complexiteit, zodat een beginnend vihuelista, naarmate zijn studie vordert, van stukken voor beginners kan overstappen naar geleidelijk moeilijkere stukken. De bundel bevat veertig fantasia‘s, zes pavanes, twaalf villancico’s, tiento‘s, romances en ook sonates (in de betekenis van zettingen van Italiaanse sonnetten) en andere stukken; enkele werken zijn bestemd voor vihuela solo en andere zijn voor vijf stemmen en vihuela. Verschillende ervan zijn bijzonder virtuoos, ofschoon niet alle ornamenten gedetailleerd staan aangegeven. De compositorische stijl varieert van eenvoudige homofonie tot polyfonie en virtuoos passagewerk en ongewoon chromatisme. Het lijkt erop dat het boek met de grootste aandacht werd voorbereid: alternatieve passages werden uitgewerkt voor spelers die de meer virtuoze partijen wensten te vermijden, delen van stukken werden aangegeven als optioneel en hij zorgde voor tekstuele tempoaanwijzingen, bijvoorbeeld ni muy apriessa ni muy a espacio sino con un compás bien mesurado (“noch te snel, nocht te traag, maar met een gematigde maat”). De helft van de villancico’s zijn in het Castiliaans Spaans en de andere helft in het Portugees.

Zijn laatste uitgave, El cortesano (1561), naar het model van Il Cortegiano van Baldassare Castiglione, geeft een levendig en onderhoudend beeld van het leven aan het Valenciaanse hertogelijke hof. Hoewel het geen muziek bevat, is het een waardevol verslag van een beroepsmusicus van die tijd.

Hij stierf waarschijnlijk in Valencia.

De muziek van Luis Milan is populair bij muzikanten die de moderne gitaar bespelen, omdat zijn muziek gemakkelijk voor dat instrument kan worden getransponeerd.

Silvius Leopold Weiss (Grottkau, 12 oktober 1687Dresden, 16 oktober 1750) was een Duits componist en luitspeler. Hij is geboren in Breslau als zoon van Johann Jacob Weiss, die eveneens luit speelde. Hij diende aan de hoven van Breslau, Rome en Dresden. Lang werd gedacht dat hij was geboren in 1686, maar recente bronnen doen vermoeden dat hij pas het jaar erna is geboren.

Weiss was een van de bekendste en technisch beste luitspeler van zijn tijd. Hij componeerde ook voor zijn instrument en heeft er zo’n 600 stukken voor geschreven. Veel van zijn werken zijn gegroepeerd in “sonates” (niet te verwarren met de klassieke sonates, die zijn gebaseerd op de sonatevorm) en suites die hoofdzakelijk bestaan uit barokdansen. Weiss schreef ook kamermuziek en concerto‘s, maar daarvan zijn geen voorbeelden bewaard gebleven. Later in zijn leven werd Weiss bevriend met Johann Sebastian Bach. Er wordt gezegd dat de twee het tegen elkaar hebben opgenomen in een improvisatiewedstrijd.

Robert de Visée (ca. 1655 – 1732/1733) was a lutenist, guitarist, theorbist and viol player at the court of the French kings Louis XIV and Louis XV, as well as a singer and composer for lute, theorbo and guitar.

Robert de Visée’s place and date of birth are unknown. He probably knew Francesco Corbetta and would have been familiar with his music. Fétis (1865, 365–66) claimed that he studied with Corbetta and this information has been repeated uncritically in later sources including Strizich and Ledbetter 2001. It is however unsupported by any documentary evidence (Charnassé, Andia, and Rebours 2001, p.21 ). He is first mentioned (by Le Gallois) in 1680, and at about that time became a chamber musician to Louis XIV, in which capacity he often performed at court. In 1709 he was appointed as a singer in the royal chamber, and in 1719 he was named “Guitar Master of the King” (Maître de Guitare du Roi) Louis XV, the ten-year-old great-grandson of Louis XIV who succeeded to the throne in 1715. Jean Rousseau reported in a letter of 1688 that he was a respected musician at Versailles, and also played the viol (Strizich and Ledbetter 2001). The last payment in his name in state documents is dated 1732. It is to be assumed that he died about that time (Charnassé, Andia, and Rebours 2001, p.25 ).

Visée published two books of guitar music which contain twelve suites between them, as well as a few separate pieces: Livre de guitare dédié au roi (Paris, 1682) and Livre de pièces pour la guitare (Paris 1686). He also published a collection of pieces for the theorbo and lute Pièces de théorbe et de luth (Paris, 1716); these are in staff notation rather than tablature and may also be performed as ensemble pieces. The contents of all three books are tabulated with incipits and concordances in Rebours 2000. He composed many other pieces for theorbo and Baroque lute (the bulk of which are preserved in the Saizenay Ms.)

Manuel Barrueco is een van de belangrijkste klassieke gitaristen van deze tijd. Hij trad op met orkesten als het Philadelphia Orchestra en het Boston Symphony Orchestra onder leiding van Seiji Ozawa. Met laatstgenoemde orkest en dirigent verzorgde hij de Amerikaanse première van Toru Takemitsu’s To the Edge of Dream. In 2007 werd hij voor de Grammy’s genomineerd in de categorie beste instrumentale solist. Zijn opname van Joaquín Rodrigo’s Concierto de Aranjuez met Plácido Domingo en het Philharmonia Orchestra werd verkozen tot beste uitvoering door Classic CD Magazine.Manuel Barrueco is regelmatig te horen op de belangrijkste podia ter wereld. Zoals de MusikVerein in Wenen, de Royal Albert Hall in London en het Teatro Real in Madrid. Ook in Azië en Latijns-Amerika is hij een gevierd musicus. De documentaire A Gift and a Life die Michael Lawrence over Manuel Barrueco maakte werd uitgezonden in de VS, Japan, Duitsland en Spanje. In zijn inmiddels meer dan dertigjarige carrière is deze ware meester op de gitaar al een groot inspirator geweest voor talloze componisten, waaronder Roberto Sierra, Arvo Pärt and Toru Takemitsu.